Goudvis is afkomstig van Aziatische zoetwaterbronnen zoals koele beekjes, rivieren en vijvers. Ze zijn ook alleseters, wat betekent dat ze alles en nog wat eten. Zowel in het wild als in tankomstandigheden grazen goudvissen en eten ze voortdurend. Niettemin moet deze schijn van honger niet als honger worden herkend. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat een goudvis zal verhongeren, doen zich sommige situaties voor wanneer een goudvis niet voedt of niet in staat is om te eten vanwege ziekte of pikorde.
Stap 1
Bepaal of uw goudvis een gezonde eetlust heeft. Goudvissen moeten in twee minuten hongerig al het voedsel kunnen eten dat ze nodig hebben. Meer dan deze hoeveelheid voeren veroorzaakt onevenwichtigheden in het water die resulteren in ziekte en verlies van eetlust.
Stap 2
Bepaal of al je goudvisjes eten tijdens voedertijd. Goudvissen met handicaps (grote vinnen, bellenogen) worden opzijgeschoven door goudvissen die sterker en dominanter zijn, wat kan resulteren in kleinere vissen die verhongeren.
Stap 3
Onderzoek hoe je je goudvis voedt. Droge vlokken en pelletvoedsel zwellen op nadat ze zijn ingenomen en veroorzaken darmblokkades. Wrijf in plaats daarvan commercieel bereide pellets en vlokken voor het voeren voor de beste resultaten.
Stap 4
Onderzoek hoe vaak je je goudvis voedt. Goudvissen doen het het best op drie tot vier kleine voedingen per dag in plaats van een of twee grote voedingen.
Stap 5
Bepaal of uw goudvis voedingstekorten heeft of een ziekte die de eetgewoonten verstoort. Vissen die dobberen of drijfvermogen hebben, kunnen niet goed worden gevoerd.
Stap 6
Zorg ervoor dat uw vis schoon water heeft. Goudvissen hebben schoon, koel water van ongeveer 67 graden F nodig dat regelmatig wordt gefilterd en vervangen. De kans op ziekte en verlies van eetlust neemt toe wanneer het ammoniakgehalte toeneemt.
Stap 7
Bepaal of uw goudvis meer waterruimte nodig heeft. Een goudvis heeft ongeveer 6 liter water nodig om comfortabel te leven.
Stap 8
Bepaal of uw goudvis voldoende begroeiing heeft. Goudvissen zijn prooidieren en zwemmen niet in de bak om zich te voeden als ze zich bedreigd of kwetsbaar voor roofdieren voelen.